Snijd met een scherp mes de vetlaag aan de bovenkant van het vlees tot op ½ cm weg. Daardoor smelt het resterende vet sneller in de barbecue. Verwijder het vlies aan de onderkant van het vlees zoveel mogelijk.
Meng de ingrediënten voor het kruidenmengsel in een schaal. Wrijf het vlees rondom eerst in met olie en bestrooi het vervolgens met het kruidenmengsel. Laat 30 minuten rusten op kamertemperatuur.
Maak de barbecue klaar voor indirecte hitte (120-130°C). Leg de helft van het rookhout op de gloed en sluit de deksel. Leg, zodra er rook ontstaat, het vlees met de vetzijde naar omhoog boven het indirecte gedeelte en rook het met gesloten deksel.
Leg na 2 uur garen het overige rookhout op de gloed. Doe 120 ml appelazijn in de plantenspuit en besproei het vlees dun met azijn. Herhaal dit 2 uur later nog eens.
Meng ondertussen de ingrediënten voor de saus met 60 ml water in een schaal, tot de suiker en het zout zijn opgelost.
Controleer na 4 uur de kerntemperatuur van het vlees. Mocht deze nog niet bij de 65-70°C liggen, laat het vlees dan nog eens hoogstens 1 uur garen, tot de kerntemperatuur is bereikt.
Zodra het vlees een kerntemperatuur van 65-70°C heeft, zit er ook een mooi korstje op. Leg 2 grote vellen butcher paper op het werkblad. Leg het vlees op het papier, besproei nog een keer met de azijn (of doe er een scheutje kalfsbouillon bij). Wikkel het vervolgens helemaal in het papier, bind het vast met slagerstouw en leg dit pakket in een lekbak.
Zet de lekbak in de barbecue en rook met gesloten deksel nog eens 2-3 uur boven het indirecte gedeelte, tot het vlees een kerntemperatuur heeft van 90-95°C. Til de lekbak met het vlees uit de barbecue en laat het nog eens 1 uur in het papier rusten.
Verwijder het papier en trek het nog warme vlees met 2 vorken in stukken. Verwijder grotere stukken vet en pezen. Doe het geplukte vlees in een schaal en meng het met de saus (naar smaak). Leg het vlees tussen de broodjes en serveer warm. Geef er naar wens een koolsalade bij.